Een belangrijk aspect van het begrip ‘tijd’ heeft te maken met de continuïteit van je verhaal. Het is handig om tijdens het schrijven een tijdlijn bij te houden, zodat je precies weet wanneer dingen zich hebben afgespeeld. Wanneer je personage in de zomervakantie iemand heeft ontmoet, dan kan hij diezelfde persoon niet tweeënhalf jaar later bij toeval op een zomers terrasje tegenkomen. Tweeënhalf jaar later is het immers januari of februari, dan zit je niet op een zomers terrasje.
Dat geldt ook voor leeftijden. Houd goed bij hoe oud je personages zijn in iedere periode van je verhaal. Op die manier weet je wanneer ze van school zijn gekomen en wanneer ze jarig zijn, en worden al je personages evenredig ouder.
Wanneer je teruggrijpt naar vroeger, denk er dan aan dat alles toen anders was dan nu. Niet alleen op technisch gebied, maar ook op het gebied van mode, taalgebruik en sociale omgang. Dat er dertig jaar geleden nauwelijks gebruik werd gemaakt van pc’s is duidelijk, en dat de mobiele telefoons pas in de jaren 80 werden geïntroduceerd ook. Maar het gaat veel verder. Een zwangerschapstest als predictor kun je niet gebruiken wanneer je verhaal zich in 1970 afspeelt. De hbs en mulo van weleer zijn met de invoering van de Mammoetwet in 1968 vervangen door mavo, havo en vwo. In 1998 is de Tweede Fase ingevoerd in het Nederlandse onderwijssysteem. De mavo bestond vanaf dat moment niet meer. De eerste automatische wasmachine dateert van 1958. Allemaal volstrekt onzinnige wetenswaardigheden, tenzij je verhaal zich rond die tijd afspeelt en een van deze onderwerpen in je verhaal ter sprake komt.
Als je twijfelt, zoek het dan op. Google geeft antwoord op al je vragen.