Met enige regelmaat krijg ik een manuscript toegestuurd van een Vlaamse auteur, met het verzoek dit te redigeren. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik daar vaak blij van word. Jawel, blij. Blij met een gestipte ij, zoals onze zuiderburen dat zeggen. Want zeg nou zelf, een gestipte ij, dat klinkt toch veel mooier dan een lange ij? Ik hou van de Vlaamse taal. Ik hou van schrijvers als Griet Op de Beeck, Erik Vlaminck en Dimitri Verhulst.
Sommige Nederlandse lezers (of moet ik zeggen Hollandse lezers) zullen hun wenkbrauwen wellicht optrekken bij het horen van een zin als: ik denk dat Lieve dat boek kan geschreven hebben, maar zij heeft er niets willen over zeggen. Dit lijkt voor Nederlanders misschien onjuist, maar bovenstaande zin is toch echt ABN: Algemeen Belgisch-Nederlands.
In België wordt in de werkwoordelijke eindgroep nogal eens een andere volgorde gebruikt als in Nederland. Wij zouden zeggen: Ik denk dat Lieve dat boek geschreven kan hebben. Bovendien is het mogelijk de eindgroep te doorbreken, wat voor Nederlanders onaanvaardbaar is. Wij zeggen immers: zij heeft er niets over willen zeggen.
Wanneer ik een Vlaams manuscript redigeer, vraag ik altijd aan de schrijver of de tekst ‘vernederlandst’ moet worden. Op verzoek doe ik dat natuurlijk, maar soms doet dat afbreuk aan het verhaal. Zo waren wij eens op een camping in het buitenland, toen naast ons een Vlaams gezin bezig was hun tent op te breken. Ik liep samen met een van de kinderen naar het washok, terwijl het meisje me uitlegde: “Ik moet de piketten afkuisen. Er zit slijk aan.”
Slijk dus, met een gestipte ij.